Bij lage dichtheden leeft het konijn in paarverband, bij hoge dichtheden in groepen van ongeveer twintig volwassen dieren en hun jongen. Binnen zo'n groep vormen zich subgroepjes, bestaande uit één tot vijf mannetjes en één tot zes vrouwtjes. Zo'n subgroepje heeft zijn eigen graasplek, die hij meestal verdedigt tegen andere dieren. Binnen een groep heerst een, waarbij de dominante dieren de beste nesten betrekken, vlak bij het centrum van de kolonie.
Konijnen zijn heel kwetsbaar voor ziekten en dan vooral voor myxomatose en rabbit haemorrhagic disease (RHD), twee virusziekten. Als een konijn zo'n ziekte eenmaal heeft, is het meestal niet meer te redden.
Schade
Konijnen veroorzaken vraatschade aan granen, maïs, peulvruchten, gras, groenten en bloemen. Daarnaast richten ze ook schilschade aan fruit, bosbouw, boomteelt en graafschade in grasland.
Preventieve maatregelen
Bij overlast kan het konijn door de inzet van visuele middelen, zoals nabootsing roofvogel worden verjaagd. Ook akoestische middelen zoals schriklint/koord werken verjagend. In de regel zal dit slechts een zeer tijdelijke oplossing zijn. In de praktijk is gebleken dat er al snel een gewenning optreedt bij de dieren. Smeer- en spuitmiddelen kunnen worden ingezet om vraatschade aan jonge koolplantjes, knoppen en bast te voorkomen. Dit kan evenwel negatief werken ten op zichte van de consumptie of afzet mogelijkheden van de betreffende producten.
Konijnenwerende rasters zijn zeer effectief om het konijn van bepaalde percelen te weren (zie de handreiking faunaschade van het Faunafonds). Dat niet alle terreinen zich hiervoor lenen en dat het afrasteren behoorlijk prijzig kan worden voor de grondgebruiker zal duidelijk zijn.
MWFaunazorg adviseert u graag over de preventieve methodes die u het beste kunt inzetten.